Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 2 mei
Lezen: Matteüs 14: 22-33
Vertaling 1951
22 En [terstond] dwong Hij de discipelen in het schip te gaan en Hem vooruit te varen naar de overkant, totdat Hij de scharen zou hebben weggezonden. 23 En toen Hij de scharen weggezonden had, ging Hij de berg op om in de eenzaamheid te bidden. Bij het vallen van de avond was Hij daar alleen. 24 Doch het schip was reeds vele stadiën van het land verwijderd, geteisterd door de golven, want de wind was tegen. 25 In de vierde nachtwake kwam Hij tot hen, gaande over de zee. 26 Toen de discipelen Hem over de zee zagen gaan, werden zij verbijsterd en zeiden: Het is een spook! En zij schreeuwden van vrees. 27 Terstond sprak [Jezus] hen aan en zeide: Houdt moed, Ik ben het, weest niet bevreesd! 28 Petrus antwoordde Hem en zeide: Here, als Gij het zijt, beveel mij dan tot U te komen over het water. 29 En Hij zeide: Kom! En Petrus ging uit het schip en liep over het water en ging naar Jezus. 30 Maar toen hij zag op de wind, werd hij bevreesd en begon te zinken en hij schreeuwde: Here, red mij! 31 Terstond stak Jezus hem de hand toe en greep hem en zeide tot hem: Kleingelovige, waarom zijt gij gaan twijfelen? 32 En toen zij in het schip geklommen waren, ging de wind liggen. 33 Die in het schip waren, vielen voor hem neder en zeiden: Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon!
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
22 Meteen daarna gelastte hij de leerlingen in de boot te stappen en alvast vooruit te gaan naar de overkant, hij zou ook komen nadat hij de mensen had weggestuurd. 23 Toen hij hen weggestuurd had, ging hij de berg op om er in afzondering te bidden. De nacht viel, en hij was daar helemaal alleen. 24 De boot was intussen al vele stadiën van de vaste wal verwijderd en werd, als gevolg van de tegenwind, door de golven geteisterd. 25 Tegen het einde van de nacht kwam hij naar hen toe, lopend over het meer. 26 Toen de leerlingen hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden het uit van angst. 27 Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang!’ 28 Petrus antwoordde: ‘Heer, als u het bent, zeg me dan dat ik over het water naar u toe moet komen.’ 29 Hij zei: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. 30 Maar toen hij voelde hoe sterk de wind was, werd hij bang. Hij begon te zinken en schreeuwde het uit: ‘Heer, red me!’ 31 Meteen strekte Jezus zijn hand uit, hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’ 32 Toen ze in de boot stapten, ging de wind liggen. 33 In de boot bogen de anderen zich voor hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk Gods Zoon!’
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek