Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 9 mei
Lezen: Ezechiël 14: 1-8
Vertaling 1951
1 Toen mannen uit de oudsten van Israël tot mij kwamen en zich voor mij neerzetten, 2 kwam het woord des HEREN tot mij: 3 Mensenkind, deze mannen dragen hun afgoden in het hart en hebben vlak voor zich gesteld wat hun een struikelblok tot ongerechtigheid is; zou Ik Mij dan nog door hen laten raadplegen? 4 Daarom spreek en zeg tot hen: zo zegt de Here HERE: ieder uit het huis Israëls, die zijn afgoden in het hart draagt, en vlak voor zich stelt wat hem een struikelblok tot ongerechtigheid is, en dan tot de profeet komt – Ik, de HERE, zal hem bij zijn komst van antwoord dienen met zijn vele afgoden, 5 opdat Ik het huis Israëls in het hart grijp, dat zich met zijn afgoden in zijn geheel van Mij heeft afgewend.
6 Daarom zeg tot het huis Israëls: Zo zegt de Here HERE: bekeert u, keert u af van uw afgoden en wendt u af van al uw gruwelen. 7 Want ieder uit het huis Israëls en uit de vreemdelingen die in Israël vertoeven, die van Mij afvallig wordt, die zijn afgoden in het hart draagt en vlak voor zich stelt wat hem een struikelblok tot ongerechtigheid is, en dan tot de profeet komt, om Mij door hem te raadplegen – Ik, de HERE, zelf zal hem van antwoord dienen. 8 Ik zal mijn aangezicht tegen die man richten, hem tot een teken en een spreekwoord maken en hem uitroeien uit het midden van mijn volk. En gij zult weten, dat Ik de HERE ben.
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
1 Een aantal van de oudsten van Israël kwam bij me, en toen ze tegenover mij hadden plaatsgenomen 2 richtte de HEER zich tot mij: 3 ‘Mensenkind, deze mannen koesteren hun afgoden en hebben niets anders voor ogen dan de zonde die hen ten val brengt. Moet ik me dan door hen laten raadplegen? 4 Zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Elke Israëliet die bij een profeet komt en intussen zijn afgoden koestert en niets anders voor ogen heeft dan de zonde die hem ten val brengt, zal ik het antwoord geven dat hij met zijn afgoderij verdient. 5 Ik zal het volk van Israël laten voelen dat het zich met al zijn afgoderij van mij heeft afgewend.” 6 Zeg daarom tegen het volk van Israël: “Dit zegt God, de HEER: Kom terug bij mij, keer je afgoden de rug toe en houd op met je gruwelijk gedrag! 7 Alle Israëlieten en ook de vreemdelingen die in Israël leven, ieder die zich van mij heeft afgewend, ieder die zijn afgoden koestert, die niets anders voor ogen heeft dan de zonde die hem ten val brengt en dan toch naar een profeet gaat om mij te raadplegen, die zal ik, de HEER, zelf antwoorden. 8 Ik zal me tegen hem keren en hem tot een afschrikwekkend voorbeeld maken, ik zal hem uit mijn volk verwijderen, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek