Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 26 september
Lezen: Zacharia 13:7 – 14:7
Vertaling 1951
7 Zwaard, waak op tegen mijn herder, tegen de man die mijn metgezel is, luidt het woord van de HERE der heerscharen; sla die herder, zodat de schapen verstrooid worden; en Ik zal mijn hand keren tegen de kleinen.
8 In het gehele land, luidt het woord des HEREN, zullen twee derden uitgeroeid worden en de geest geven, maar een derde zal daarin overblijven.
9 Dat derde deel zal Ik in het vuur brengen, en Ik zal hen smelten, zoals men zilver smelt, ja hen louteren, zoals men goud loutert. Zij zullen mijn naam aanroepen en Ik zal hen verhoren. Ik zeg: Dat is mijn volk; en zij zullen zeggen: De HERE is mijn God.
1 Zie, er komt een dag voor de HERE, waarop de buit, op u behaald, binnen uw muren verdeeld zal worden. 2 Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap, maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden. 3 Dan zal de HERE uittrekken om tegen die volken te strijden, zoals Hij vroeger streed, ten dage van de krijg; 4 zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde; dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en westwaarts, tot een zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal noordwaarts wijken en de andere helft zuidwaarts; 5 en gij zult de vlucht nemen in het dal mijner bergen, want het dal der bergen zal reiken tot Asel; ja, gij zult de vlucht nemen, zoals gij de vlucht genomen hebt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. En de HERE, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem. 6 En op die dag zal er geen kostelijk licht zijn, noch verstijving; 7 ja, het zal één dag zijn – die is bij de HERE bekend – geen dag en geen nacht; maar ten tijde van de avond zal er licht wezen.
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
7 Zwaard, ontwaak! Verhef je tegen mijn herder, tegen de man met wie ik mij verbonden heb – spreekt de HEER van de hemelse machten. Dood de herder, zodat de schapen verdwalen. Weerloos als ze zijn zal ik ze treffen. 8 In heel het land – spreekt de HEER van de hemelse machten – zal twee derde worden uitgeroeid en omkomen; slechts een derde deel zal worden gespaard. 9 Dat deel zal ik louteren in het vuur: ik zal hen smelten als zilver en zuiveren als goud. Zij zullen mijn naam aanroepen en ik zal antwoorden. Ik zal zeggen: ‘Dit is mijn volk,’ en zij zullen zeggen: ‘De HEER is onze God.’ 1 Er komt een dag dat de HEER zal ingrijpen, Jeruzalem, dat de buit binnen je muren wordt verdeeld. 2 Ik zal alle volken samenbrengen – zegt de HEER – om tegen Jeruzalem ten strijde te trekken. De stad zal worden ingenomen, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen verkracht. De helft van de inwoners wordt in ballingschap weggevoerd, maar het deel dat overblijft zal niet worden uitgeroeid. 3 Daarna zal de HEER uittrekken en de strijd tegen die volken aanbinden, net als weleer. 4 Die dag zal hij zijn voeten op de Olijfberg planten, ten oosten van Jeruzalem. De Olijfberg zal in tweeën splijten: de ene helft glijdt weg naar het noorden en de andere naar het zuiden, zodat er een breed dal ontstaat van oost naar west. 5 Jullie zullen wegvluchten, het dal in tussen die twee bergketens die zullen reiken tot aan Asel, zoals jullie ook gevlucht zijn bij de aardbeving in de tijd dat koning Uzzia regeerde over Juda. En de HEER, mijn God, zal verschijnen met al de zijnen. 6 Op die dag zal er geen licht zijn; de hemellichamen verliezen hun glans. 7 Op die ene dag, die alleen de HEER kent, zal er geen onderscheid zijn tussen dag en nacht. Pas tegen het vallen van de avond zal er weer licht gloren.
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek