Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 10 oktober
Lezen: Numeri 16: 23-35
Vertaling 1951
23 De HERE dan sprak tot Mozes: 24 Spreek tot de vergadering: Trekt u terug uit de omtrek van de woning van Korach, Datan en Abiram. 25 Toen maakte Mozes zich op en ging tot Datan en Abiram, en de oudsten van Israël volgden hem. 26 En hij sprak tot de vergadering: Wijkt toch van de tenten dezer goddeloze mannen en raakt niets aan, dat hun toebehoort, opdat gij niet door al hun zonden wordt weggeraapt. 27 Toen trokken zij weg uit de omtrek van de woning van Korach, Datan en Abiram, en Datan en Abiram traden naar buiten en stonden aan de ingang van hun tenten met hun vrouwen, zonen en kleine kinderen. 28 Daarop zeide Mozes: Hieraan zult gij weten, dat de HERE mij gezonden heeft om al deze daden te doen, en dat het niet mijn bedenksel is: 29 indien dezen zullen sterven, zoals ieder mens sterft, en over hen bezoeking zal worden gedaan, zoals ieder mens bezocht wordt, dan heeft de HERE mij niet gezonden. 30 Maar, indien de HERE iets nieuws zal scheppen, zodat de grond zijn mond zal opensperren en hen verzwelgen met alles wat hun toebehoort, zodat zij levend in het dodenrijk zullen dalen, dan zult gij weten, dat deze mannen de HERE gesmaad hebben. 31 Nauwelijks had hij al deze woorden uitgesproken, of de grond spleet onder hen, 32 en de aarde opende haar mond en verzwolg hen met hun huisgezinnen en met alle mensen die bij Korach behoorden en met alle have. 33 Zo daalden zij, met al de hunnen, levend in het dodenrijk; en de aarde overdekte hen, zodat zij uit het midden der gemeente omkwamen. 34 En alle Israëlieten die om hen heen stonden, vluchtten weg op hun geroep, want zij dachten: De aarde moest ook ons eens verzwelgen! 35 Toen ging er een vuur uit van de HERE en verteerde de tweehonderd vijftig mannen, die het reukwerk geofferd hadden.
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
23 De HEER antwoordde Mozes: 24 ‘Draag allen op om bij de tenten van Korach, Datan en Abiram weg te gaan.’ 25 Gevolgd door de oudsten van Israël ging Mozes naar Datan en Abiram. 26 ‘Ga bij de tenten van die goddeloze mannen vandaan,’ zei hij tegen het volk, ‘en raak niets aan dat van hen is, anders komt u om vanwege hun zonden.’ 27 Iedereen ging bij de tenten van Korach, Datan en Abiram weg. Datan en Abiram kwamen naar buiten en bleven bij de ingang van hun tent staan, samen met hun vrouwen en kinderen. 28 Mozes zei: ‘Nu zult u inzien dat het de HEER is die mij gezonden heeft om alles te doen wat ik heb gedaan, en dat het niet uit mijzelf is voortgekomen. 29 Sterven deze mensen op de manier waarop iedereen sterft, treft hen hetzelfde lot als ieder ander, dan heeft de HEER mij niet gezonden. 30 Maar als de HEER iets laat gebeuren dat nog nooit gebeurd is, als de aarde haar mond openspert en hen met al hun bezittingen opslokt en zij levend in het dodenrijk afdalen, dan zult u inzien dat die mannen de HEER hebben afgewezen.’ 31 Nauwelijks was hij uitgesproken of de grond onder hun voeten spleet open, 32 de aarde opende haar mond en slokte hen op, met hun families, alle mensen van Korach en alles wat ze bezaten. 33 Zo daalden zij met allen die bij hen hoorden levend in het dodenrijk af. De aarde sloot zich boven hen, en zij waren uit de gemeenschap verdwenen. 34 Alle Israëlieten die eromheen stonden vluchtten weg toen ze hen hoorden schreeuwen, uit angst dat de aarde ook hen zou opslokken.
35 Toen kwam er een felle vlam uit het heiligdom, die de tweehonderdvijftig mannen die het reukwerk geofferd hadden dodelijk trof.
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek