Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 24 oktober
Lezen: Jeremia 32: 16-27
Vertaling 1951
16 Toen bad ik tot de HERE, nadat ik de koopbrief aan Baruch, de zoon van Neria, gegeven had: 17 Ach, Here HERE, zie, Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt door uw grote kracht en uw uitgestrekte arm; niets zou te wonderlijk zijn voor U, 18 die aan duizenden goedertierenheid bewijst en de ongerechtigheid der vaderen in de boezem van hun kinderen na hen vergeldt, o grote, sterke God, wiens naam is HERE der heerscharen, 19 groot van raad en machtig van daad, wiens ogen open zijn over alle wegen der mensenkinderen om aan een ieder te geven naar zijn wegen en naar de vrucht zijner handelingen; 20 die tekenen en wonderen gedaan hebt in het land Egypte tot op deze dag, zowel in Israël als onder de mensen, en Uzelf een naam hebt gemaakt, gelijk heden blijkt; 21 die uw volk Israël uit het land Egypte geleid hebt door tekenen en wonderen, met een sterke hand, een uitgestrekte arm en grote verschrikking; 22 en hun dit land gegeven hebt, waarvan Gij aan hun vaderen gezworen hadt het hun te zullen geven, een land, overvloeiende van melk en honig; 23 maar toen zij gekomen waren en het in bezit genomen hadden, hoorden zij niet naar uw stem en wandelden niet naar uw wet; zij deden niets van alles wat Gij hun geboden hadt te doen; daarom hebt Gij al deze rampspoed over hen gebracht. 24 Zie, de wallen zijn tot aan de stad gekomen om die in te nemen, en de stad is gegeven in de macht van de Chaldeeën die tegen haar strijden, door het zwaard, de honger en de pest; ja, wat Gij gesproken hebt, is geschied; en zie, Gij aanschouwt het. 25 Toch hebt Gij zelf tot mij gezegd, Here HERE: Koop u de akker voor de prijs en laat het door getuigen bekrachtigen, – terwijl de stad in de macht der Chaldeeën is gegeven!
26 Toen kwam het woord des HEREN tot Jeremia: 27 Zie, Ik, de HERE, ben de God van al wat leeft; zou voor Mij iets te wonderlijk zijn?
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
16 Nadat ik het koopcontract aan Baruch, de zoon van Neria, gegeven had, bad ik tot de HEER: 17 “Ach HEER, mijn God, u hebt met uw grote kracht, met uw machtige arm, de hemel en de aarde gemaakt. Voor u is niets onmogelijk. 18 U bewijst uw liefde aan duizenden, u laat voor de schuld van de ouders ook de kinderen boeten, u bent de grote, machtige God, uw naam is HEER van de hemelse machten. 19 Uw besluiten zijn indrukwekkend, uw daden machtig. U let aandachtig op de levensweg van de mensen en beloont ieder naar zijn daden. 20 U hebt in Egypte tekenen en wonderen verricht, en verricht die tot op de dag van vandaag in Israël en onder heel de mensheid, zodat uw naam nu overal gevestigd is. 21 U hebt uw volk Israël met angstaanjagende tekenen en wonderen uit Egypte weggeleid, met sterke hand en opgeheven arm, 22 en u hebt hun dit land gegeven, dat u hun voorouders onder ede had beloofd: een land dat overvloeit van melk en honing. 23 Uw volk trok het binnen en nam het in bezit, maar gehoorzaamde u niet. Ze leefden uw wet niet na, volgden uw geboden niet op. Daarom werd deze ellende hun deel. 24 De belegeringswal reikt al tot de stadsmuur, de stad staat op het punt te worden ingenomen. Ze valt in handen van de Chaldeeën, die haar bestormen. Het zwaard, de honger en de pest brengen haar ten val. Wat u hebt aangekondigd, ziet u nu zelf gebeuren. 25 Toch hebt u, HEER, mijn God, mij gezegd de akker te kopen en in aanwezigheid van getuigen te betalen. En dat terwijl de stad in handen van de Chaldeeën valt.”’
26 Hierop richtte de HEER zich tot Jeremia: 27 ‘Ik ben de HEER, de God van al wat leeft. Is er ook maar iets dat voor mij onmogelijk is?
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek