Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 7 november
Lezen: Johannes 3: 22-36
Vertaling 1951
22 Daarna ging Jezus met zijn discipelen naar het land van Judea en Hij vertoefde daar met hen en doopte. 23 Doch ook Johannes doopte, te Enon bij Salim, omdat daar veel water was, en de mensen kwamen daar en lieten zich dopen; 24 want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen.
25 Er rees dan geschil tussen de discipelen van Johannes met een Jood over de reiniging. 26 En zij kwamen tot Johannes en zeiden tot hem: Rabbi, die met u was aan de overzijde van de Jordaan en van wie gij getuigd hebt, zie, die doopt en allen gaan tot Hem. 27 Johannes antwoordde en zeide: Geen mens kan iets aannemen, of het moet hem uit de hemel gegeven zijn. 28 Gij kunt zelf van mij getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Christus niet, maar ik ben voor Hem uit gezonden. 29 Die de bruid heeft, is de bruidegom; maar de vriend van de bruidegom, die erbij staat en naar hem luistert, verblijdt zich met blijdschap over de stem van de bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld. 30 Hij moet wassen, ik moet minder worden.
31 Die van boven komt, is boven allen; wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt van de aarde. 32 Die uit de hemel komt, is boven allen; wat Hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij en zijn getuigenis neemt niemand aan. 33 Wie zijn getuigenis aanvaardt, heeft bezegeld, dat God waarachtig is. 34 Want Hij, die God gezonden heeft, die spreekt de woorden Gods, want Hij geeft de Geest niet met mate. 35 De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gegeven. 36 Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
22 Daarna ging Jezus met zijn leerlingen naar Judea. Daar bleef hij enige tijd en hij doopte er. 23 Johannes doopte toen ook, in Enon, dicht bij Salim, een waterrijk gebied. Daar kwamen de mensen naartoe om zich te laten dopen. 24 Johannes was immers nog niet gevangengezet. 25 Er ontstond een discussie tussen de leerlingen van Johannes en een Jood over het reinigingsritueel. 26 Ze gingen naar Johannes en zeiden tegen hem: ‘Rabbi, de man die bij u aan de overkant van de Jordaan was, over wie u een getuigenis afgelegd hebt, is aan het dopen en iedereen gaat naar hem toe!’ 27 Johannes antwoordde: ‘Een mens kan alleen ontvangen wat hem door de hemel gegeven wordt. 28 Jullie kunnen van mij getuigen dat ik gezegd heb: “Ik ben de messias niet, maar ik ben voor hem uit gezonden.” 29 De bruidegom krijgt de bruid; de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is blij dat hij de stem van de bruidegom hoort. Dat vervult mij met grote vreugde. 30 Hij moet groter worden en ik kleiner.
31 Hij die van boven komt staat boven allen, wie uit de aarde voortkomt is aards en spreekt de taal van de aarde. Hij die uit de hemel komt en boven allen staat, 32 getuigt van wat hij gezien en gehoord heeft, en toch wordt zijn getuigenis door niemand aanvaard. 33 Wie zijn getuigenis wel aanvaardt, bevestigt daarmee dat God betrouwbaar is. 34 Hij die door God gezonden is, spreekt de woorden van God, en God schenkt de Geest in overvloed. 35 De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle macht aan hem overgedragen. 36 Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten.’
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek