Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 22 november
Lezen: Jesaja 17: 4-11
Vertaling 1951
4 En het zal te dien dage geschieden, dat de heerlijkheid van Jakob gering zal worden, en dat het vet van zijn lichaam zal wegslinken. 5 En het zal zijn zoals een maaier het staande koren samengrijpt en zijn arm de aren afsnijdt, ja, het zal zijn zoals iemand aren leest in het dal Refaïm. 6 Doch een nalezing blijft ervan over zoals bij het afslaan van olijven, twee of drie vruchten boven in de top, vier of vijf aan de twijgen van de vruchtboom, luidt het woord van de HERE, de God van Israël. 7 Te dien dage zal de mens de blik richten op zijn Maker en zijn ogen zullen zien naar de Heilige Israëls; 8 hij zal de blik niet richten naar de altaren, het maaksel van zijn eigen handen; en hetgeen zijn eigen vingers gemaakt hebben, de gewijde palen en de wierookaltaren, zal hij niet aanzien. 9 Te dien dage zullen zijn vestingsteden zijn als een verlaten gebied in het woud en op een bergtop, dat men vanwege de Israëlieten verlaten heeft, en het zal een woestenij wezen. 10 Want gij hebt de God uws heils vergeten en aan de Rots, uw burcht, hebt gij niet gedacht. Daarom legt gij bekoorlijke aanplantingen aan en beplant die met vreemde stekken; 11 op de dag dat gij plant, doet gij ze opschieten, en des morgens laat gij uw zaaisel bloeien – weg is de oogst op de dag van ziekte en ongeneeslijke smart!
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
4 Op die dag gaat Jakobs luister teloor,
het vet van zijn lichaam slinkt weg.
5 Het is of men de rijpe oogst binnenhaalt
en met de hand de aren afsnijdt,
het is als aren lezen in het dal van Refaïm:
6 slechts een laatste rest blijft er over,
zoals bij het oogsten van olijven:
twee, drie rijpe vruchten boven in de top,
vier, vijf nog aan de takken van de boom
– spreekt de HEER, de God van Israël.
 
7 Op die dag zal ieder de blik op zijn maker richten,
naar de Heilige van Israël de ogen opslaan.
8 Men zal zich niet meer wenden
tot zelfgemaakte goden en hun altaren,
geen oog meer hebben voor zulk mensenwerk,
voor Asjerapalen en wierookaltaren.
 
9 Op die dag zijn hun vestingsteden doods en uitgestorven –
de stilte van een uitgestrekt bos.
Een woestenij zal het er zijn, verlaten,
zoals destijds de steden bij de nadering van Israël.
10 Want je bent de God van je redding vergeten,
de rots waarop je steunde, heb je veronachtzaamd.
Je hebt fraaie tuinen aangelegd
en stekken geplant voor vreemde goden.
11 Op de dag dat je plant, zie je ze opkomen,
op de morgen dat je zaait, zie je ze bloeien.
Maar heel je oogst gaat verloren,
op die dag van rampspoed en ondraaglijke pijn.
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek