Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 24 november
Lezen: 2 Koningen 5: 1-14
Vertaling 1951
Naäman, de legeroverste van de koning van Aram, was zeer gezien bij zijn heer en stond in hoge gunst, want door hem had de HERE een overwinning aan Aram geschonken. Maar deze man, een krijgsheld, was melaats. 2 De Arameeërs nu waren eens in benden uitgetrokken en hadden een jong meisje uit het land van Israël gevangen meegevoerd; zij was in dienst van Naämans vrouw. 3 En zij zeide tot haar meesteres: Och, was mijn heer maar bij de profeet in Samaria, dan zou deze hem wel van zijn melaatsheid verlossen.
4 Toen kwam hij en deelde het aan zijn heer mee: Zo en zo heeft het meisje uit het land van Israël gesproken. 5 De koning van Aram zeide: Welaan, ga heen, ik wil een brief aan de koning van Israël zenden. Zo ging hij heen en nam met zich mee tien talenten zilver, zesduizend sikkels goud en tien bovenklederen. 6 Hij bracht aan de koning van Israël de brief, waarin geschreven stond: Nu dan, zodra deze brief u bereikt, zie, ik zend mijn dienaar Naäman tot u, opdat gij hem verlost van zijn melaatsheid. 7 Zodra de koning van Israël de brief gelezen had, scheurde hij zijn klederen en zeide: Ben ik God, om te kunnen doden en levend maken, dat deze man een boodschap tot mij zendt om een man van zijn melaatsheid te verlossen? Voorzeker, let op, ziet: hij zoekt een voorwendsel tegen mij.
8 Zodra Elisa, de man Gods, gehoord had, dat de koning van Israël zijn klederen gescheurd had, zond hij tot de koning de boodschap: Waarom hebt gij uw klederen gescheurd? Laat hij toch tot mij komen, opdat hij wete, dat er een profeet in Israël is. 9 En Naäman kwam met zijn paarden en met zijn wagens en hield stil bij de ingang van het huis van Elisa. 10 Elisa zond een bode tot hem met de opdracht: Ga heen en baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw lichaam weer gezond worden en gij zult rein zijn. 11 Toen werd Naäman toornig en ging heen, terwijl hij zeide: Zie, ik dacht bij mijzelf: hij zal zeker naar buiten komen en daar gaan staan en de naam van de HERE, zijn God, aanroepen en zijn hand over de plek heen en weer bewegen en zo de melaatsheid wegnemen. 12 Zijn de Abana en de Parpar, de rivieren van Damascus, niet beter dan alle wateren van Israël? Zou ik mij daarin niet kunnen baden en rein worden? Daarop wendde hij zich om en ging heen in grimmigheid.
13 Toen traden echter zijn dienaren nader, spraken hem aan en zeiden: Mijn vader, had de profeet u iets moeilijks opgedragen, zoudt gij dat dan niet doen? Hoeveel te meer, nu hij tot u gezegd heeft: Baad u en gij zult rein worden? 14 Dus daalde hij af en dompelde zich zevenmaal onder in de Jordaan, naar het woord van de man Gods; en zijn lichaam werd weer gezond als het lichaam van een kleine jongen, en hij was rein.
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
1 Naäman, de bevelhebber van het Aramese leger, stond bij zijn koning in hoog aanzien en werd zeer door hem gewaardeerd, want de HEER had hem voor Aram een grote overwinning laten behalen. Maar deze grote krijgsman leed aan huidvraat. 2 Nu hadden de Arameeërs op een van hun strooptochten uit Israël een jong meisje meegevoerd, dat als slavin diende bij de vrouw van Naäman. 3 Zij zei tegen haar meesteres: ‘Ach, kon mijn meester maar eens naar de profeet in Samaria gaan, die zou hem wel genezen.’ 4 Naäman ging naar zijn koning en vertelde hem wat het meisje uit Israël had gezegd. 5 Daarop zei de koning van Aram: ‘Ga erheen. Ik zal u een brief meegeven voor de koning van Israël.’
Naäman ging op weg, met tien talent zilver bij zich, zesduizend sjekel goud en tien stel kleren. 6 In de brief die hij aan de koning van Israël overhandigde, stond het volgende: ‘Met deze brief stuur ik mijn dienaar Naäman naar u toe, om door u van zijn huidvraat te worden genezen.’ 7 Zodra de koning van Israël de brief gelezen had, scheurde hij zijn kleren en riep uit: ‘Ben ik soms een god, dat ik kan beschikken over leven of dood? Hij stuurt mij deze man om hem van zijn huidvraat te genezen. Let op mijn woorden: hij is uit op een conflict met mij!’ 8 Toen de godsman Elisa hoorde dat de koning van Israël zijn kleren had gescheurd, liet hij hem vragen: ‘Waarom hebt u uw kleren gescheurd? Laat die man bij mij komen, dan zal hij merken dat er in Israël een echte profeet woont.’
9 Naäman reed met zijn strijdwagen naar het huis van Elisa. 10 Elisa stuurde iemand naar buiten om hem te zeggen: ‘Baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw huid weer gezond worden en zult u weer rein zijn.’ 11 Kwaad ging Naäman weg. ‘Ik had gedacht dat hij zelf naar buiten zou komen,’ zei hij. ‘En dat hij de naam van de HEER, zijn God, zou aanroepen en met zijn hand over de aangetaste plek zou strijken, en zo de huidvraat zou wegnemen. 12 Zijn de rivieren van Damascus, de Abana en de Parpar, soms niet beter dan alle wateren in Israël? Had ik me daarin niet kunnen baden om rein te worden?’ Verontwaardigd draaide hij zich om en ging weg. 13 Maar zijn bedienden kwamen hem achterna en zeiden: ‘Maar overste, als de profeet u een ingewikkelde opdracht had gegeven, had u die toch ook uitgevoerd? Dus nu hij tegen u zegt: “Baad u, en u zult weer rein worden,” moet u dat zeker doen.’ 14 Hierop daalde Naäman af naar de Jordaan en dompelde zich daar zevenmaal onder, zoals de godsman had gezegd. Zijn huid werd weer gezond, zo gaaf als de huid van een kind, en hij was weer rein.
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek