Vertaling 1951
8 Ga nu, schrijf het in hun bijzijn op een tafel en teken het op in een boek, opdat het diene voor latere dagen, voor immer en altoos. 9 Want het is een weerspannig volk, leugenachtige kinderen, kinderen die de wet des HEREN niet willen horen; 10 die tot de zieners zeggen: Gij zult niet zien; en tot de schouwers: Gij zult voor ons de waarheid niet schouwen, spreekt tot ons aangename dingen, schouwt begoochelingen; 11 wijkt af van de weg, buigt af van het pad, doet de Heilige Israëls weg uit onze ogen.
12 Daarom, zo zegt de Heilige Israëls: Omdat gij dit woord verwerpt, op onderdrukking en slinksheid vertrouwt en daarop steunt, 13 daarom zal deze ongerechtigheid voor u zijn als een losgeraakt brok steen, dat op vallen staat en overhelt aan een hoge muur, die plotseling, onverwachts, ineenstort. 14 Hij zal hem stukbreken, zoals een pottenbakkerskruik stukgebroken wordt, die meedogenloos wordt vergruizeld, zodat onder zijn gruis geen scherf wordt gevonden om vuur van de haard te nemen of water uit de vijver te scheppen.
15 Want zo zegt de Here HERE, de Heilige Israëls: Door bekering en rust zoudt gij verlost worden, in stilheid en vertrouwen zou uw sterkte zijn, – maar gij hebt niet gewild.
|
|
|
De Nieuwe Bijbelvertaling
Neem een stenen plaat en schrijf dit op,
leg het met zoveel woorden voor hen vast,
zodat het bewaard blijft tot in eeuwigheid.
9 Onhandelbaar volk, kinderen vol bedrog,
die niet willen luisteren
naar het onderricht van de HEER.
10 Tegen de zieners zeggen zij: ‘Voor ons geen visioenen!’
en tegen de schouwers: ‘Schouw niet naar waarheid.
Spreek leugens tegen ons en valse profetieën.
11 Verlaat de juiste weg, wijk af van het rechte spoor.
Val ons niet lastig met de Heilige van Israël.’
12 Daarom – dit zegt de Heilige van Israël:
Omdat jullie die woorden hebben verworpen
en alles verwachtten van geweld en bedrog,
13 zal deze ongerechtigheid in jullie doorwerken
als een steeds bredere bres in een hoge muur,
die dan opeens, in een oogwenk, instort
14 en breekt als de kruik van een pottenbakker,
die zo meedogenloos wordt verbrijzeld
dat er geen scherf meer over is
waarmee vuur uit de haard gehaald
of water uit een vat geschept kan worden.
15 Dit zei God, de HEER,
de Heilige van Israël:
‘In rust en inkeer ligt jullie redding,
in geduld en vertrouwen ligt jullie kracht.’
Maar jullie wilden niet.
|