Vertaling 1951
29 En het geschiedde, toen Hij dicht bij Betfage en Betanië kwam, bij de berg, genaamd Olijfberg, dat Hij twee van zijn discipelen uitzond, 30 en zeide: Gaat naar het dorp hiertegenover en als gij het binnenkomt, zult gij daar een veulen vastgebonden vinden, waarop nog nooit iemand gezeten heeft; maakt het los en brengt het hier. 31 En indien iemand u vraagt: Waarom maakt gij het los? zegt dan: De Here heeft het nodig. 32 En zij, die uitgezonden waren, gingen heen en vonden het, zoals Hij hun gezegd had. 33 Toen zij het veulen losmaakten, zeiden de eigenaars tot hen: Waarom maakt gij het veulen los? 34 En zij zeiden: De Here heeft het nodig. 35 En zij brachten het tot Jezus, en wierpen hun klederen over het veulen en hielpen Jezus er op. 36 En terwijl Hij voorttrok, spreidden zij hun klederen op de weg. 37 Toen Hij reeds dichterbij kwam, aan de glooiing van de Olijfberg, begon de gehele menigte der discipelen vol blijdschap God te prijzen, met luider stem, om al de krachten, die zij gezien hadden, 38 en zij zeiden:
Gezegend Hij, die komt,
de Koning, in de naam des Heren;
in de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen.
39 En enige der Farizeeën uit de schare zeiden tot Hem: Meester, bestraf uw discipelen. 40 En Hij antwoordde en zeide: Ik zeg u, indien dezen zwegen, zouden de stenen roepen.
41 En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, 42 en zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. 43 Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen 44 en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.
|
|
|
De Nieuwe Bijbelvertaling
29 Toen hij Betfage en Betanië bij de Olijfberg naderde, stuurde hij twee van de leerlingen vooruit 30 en zei tegen hen: ‘Ga naar het dorp daarginds. Daar zullen jullie een vastgebonden veulen vinden, dat nog nooit door iemand bereden is. Maak het los en breng het hier. 31 Als iemand jullie vraagt: “Waarom maken jullie het los?” moeten jullie antwoorden: “De Heer heeft het nodig.”’
32 De beide leerlingen gingen op weg en vonden het veulen, precies zoals Jezus had gezegd. 33 Toen ze het dier losmaakten, vroegen de eigenaars hun: ‘Waarom maken jullie het los?’ 34 Ze antwoordden: ‘De Heer heeft het nodig.’ 35 Daarna brachten ze het veulen naar Jezus. Ze wierpen hun mantels over het dier en lieten Jezus erop zitten. 36 Onderweg spreidden de leerlingen hun mantels voor hem op de grond uit. 37 Toen hij op het punt stond de Olijfberg af te dalen, begon de hele groep leerlingen vol vreugde en met luide stem God te prijzen om alle wonderdaden die ze hadden gezien. 38 Ze riepen: ‘Gezegend hij die komt als koning, in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!’ 39 Enkele Farizeeën in de menigte zeiden tegen Jezus: ‘Meester, berisp uw leerlingen.’ 40 Maar hij antwoordde: ‘Ik zeg u: als zij zouden zwijgen, dan zouden de stenen het uitschreeuwen.’
41 Toen hij Jeruzalem voor zich zag liggen, begon hij te huilen over het lot van de stad. 42 Hij zei: ‘Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen! Maar dat blijft voor je verborgen, ook nu. 43 Want er zal een tijd komen dat je vijanden belegeringswerken tegen je oprichten, je omsingelen en je van alle kanten insluiten. 44 Ze zullen je met de grond gelijk maken en je kinderen verdelgen, en ze zullen geen steen op de andere laten, omdat je de tijd van Gods ontferming niet hebt herkend.’
|