Vertaling 1951
1 Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: 2 want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, 3 liefdeloos, trouweloos, lasteraars, onmatig, onhandelbaar, afkerig van het goede, 4 verraderlijk, roekeloos, opgeblazen, met meer liefde voor genot dan voor God, 5 die met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben; houd ook dezen op een afstand.
|
De Nieuwe Bijbelvertaling
1 Weet dat de laatste dagen zwaar zullen zijn. 2 De mensen zullen egoïstisch zijn, geldzuchtig, zelfingenomen en arrogant. Ze zullen God lasteren, geen ontzag tonen voor hun ouders, ondankbaar zijn en niets heilig achten. 3 Ze zullen harteloos zijn, onverzoenlijk, lasterziek, onbeheerst en wreed. Ze zullen het goede haten 4 en onbetrouwbaar, roekeloos en verblind zijn. Het genot zullen ze meer liefhebben dan God, 5 ze zullen de schijn van vroomheid ophouden, maar de kracht ervan miskennen. Keer je af van zulke mensen.
|