Vertaling 1951
1 Wees niet afgunstig op booswichten
en begeer niet met hen te verkeren;
2 want hun hart bedenkt onderdrukking,
hun lippen spreken onheil.
3 Door wijsheid wordt een huis gebouwd,
door verstand wordt het bevestigd;
4 door kennis worden de kamers gevuld
met allerlei kostbaar en liefelijk bezit.
5 Een wijs man is sterk,
een man van kennis betoont kracht;
6 want met overleg moet gij de strijd voeren
en de overwinning ligt in de veelheid van raadgevers.
7 Onbereikbaar is de wijsheid voor een dwaas,
in de poort doet hij zijn mond niet open.
8 Wie aldoor bedenkt kwaad te doen,
die noemt men een aartsschelm.
9 Het bedenken van dwaasheid is zonde,
en de spotter is de mens een gruwel.
10 Betoont gij u slap ten dage der benauwdheid,
dan komt uw kracht in het nauw.
11 Red hen die ten dode gegrepen zijn,
wend u niet af van hen die ter slachting wankelen.
12 Wanneer gij zegt: Zie, wij wisten dit niet –
zal Hij, die de harten doorzoekt, het niet merken,
en Hij, die op uw ziel let, het niet weten,
en de mens naar zijn doen vergelden?
|
|
|
De Nieuwe Bijbelvertaling
1 Wees niet jaloers op kwaadaardige mensen,
zoek hun gezelschap niet,
2 want ze hebben kwaad in de zin
en spreken onheilspellende woorden.
3 Door wijsheid wordt een huis gebouwd,
door inzicht houdt het stand,
4 door kennis worden de kamers gevuld
met rijke en kostbare pracht.
5 Alleen een wijze heeft kracht,
inzicht maakt hem sterker.
6 Voer een oorlog met beleid,
je zegeviert dankzij een keur van raadgevers.
7 Voor een dwaas is wijsheid onbereikbaar,
als de oudsten in de poort bijeen zijn, weet hij niets te zeggen.
8 Wie altijd kwaad in de zin heeft,
wordt een boosdoener genoemd.
9 Het wangedrag van een dwaas is zondig,
een spotter wordt door iedereen verafschuwd.
10 Ben je moedeloos wanneer je in het nauw zit,
dan schiet je kracht tekort.
11 Bevrijd hen die ter dood veroordeeld zijn,
doe alles om hun leven te redden.
12 Zeg niet: ‘Ik wist het niet,’
want hij die de harten doorgrondt,
het innerlijk doorziet,
weet of je de waarheid spreekt.
Hij vergeldt elk mens naar zijn daden.
|