Vertaling 1951
4 Het heeft mij zeer verblijd, dat ik onder uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod van de Vader hebben ontvangen. 5 En nu vraag ik u, vrouwe, niet alsof ik u een nieuw gebod zou schrijven, maar hetgeen wij van den beginne gehad hebben: dat wij elkander liefhebben. 6 En dit is de liefde, dat wij naar zijn geboden wandelen. Dit is het gebod, gelijk gij het van den beginne gehoord hebt, dat gij daarin moet wandelen.
|
De Nieuwe Bijbelvertaling
4 Ik was zeer verheugd te merken dat verscheidene van uw kinderen de weg van de waarheid volgen, in overeenstemming met het gebod dat de Vader ons gegeven heeft. 5 En nu heb ik een verzoek aan u. Ik houd u in deze brief geen nieuw gebod voor, maar een gebod dat ons vanaf het begin bekend is: laten we elkaar liefhebben. 6 Liefhebben houdt in dat we leven volgens Gods geboden. Volgens dit gebod, dat u vanaf het begin gehoord hebt, moet u leven.
|