Vertaling 1951
5 Daarna riep Amasja Juda bijeen en stelde het op naar de families, naar de oversten der duizenden en naar de oversten der honderden van geheel Juda en Benjamin; hij telde hen, van twintig jaar oud en daarboven, en bevond, dat er driehonderdduizend krijgers waren, die in het leger konden uitrukken, die speer en schild hanteerden. 6 Ook huurde hij uit Israël honderdduizend krijgsknechten voor honderd talenten zilver. 7 Maar een man Gods kwam tot hem en zeide: O koning, laat het leger van Israël niet met u gaan, want de HERE is niet met Israël, met al die Efraïmieten. 8 Doch gij, ga, doe maar, wees sterk tot de strijd: God zal u doen struikelen voor de vijand, want God heeft de macht te helpen en de macht te doen struikelen. 9 Toen zeide Amasja tot de man Gods: Wat dan te doen met het oog op de honderd talenten die ik aan de troepen van Israël gegeven heb? Doch de man Gods zeide: De HERE kan u meer geven dan dit. 10 Daarop zonderde Amasja de troepen af, die uit Efraïm tot hem gekomen waren, opdat zij naar hun woonplaats zouden gaan. Toen ontbrandde hun toorn zeer tegen Juda en zij keerden naar hun plaats terug, ziedend van toorn.
|
|
|
De Nieuwe Bijbelvertaling
5 Amasja ontbood de mannen van Juda. Hij liet heel Juda en Benjamin per familie aantreden, in eenheden van duizend en van honderd man, elk met een eigen aanvoerder. Na telling van alle mannen van twintig jaar en ouder bleek hij te beschikken over een gevechtsklare legermacht van driehonderdduizend voortreffelijke krijgers, bewapend met lansen en grote schilden. 6 In Israël huurde hij voor honderd talent zilver nog eens honderdduizend geoefende krijgers. 7 Toen kwam er een godsman naar Amasja toe, die zei: ‘Mijn koning, laat het leger van Israël niet met u meetrekken, want de HEER werkt de Israëlieten, die zonen van Efraïm, tegen. 8 Trek zelf ten strijde en vecht zo hard u kunt, anders zal God u het onderspit laten delven. God bezit immers de macht om u te helpen, maar ook om u ten val te brengen.’ 9 ‘Maar die honderd talent dan, die ik aan het leger van Israël heb betaald?’ vroeg Amasja. ‘Het ligt in de macht van de HEER om u meer dan schadeloos te stellen,’ antwoordde de godsman. 10 Hierop ontsloeg Amasja alle soldaten die zich vanuit Efraïm bij hem hadden gevoegd en hij stuurde hen naar huis. De Efraïmieten waren woedend op Juda en keerden vol wrok naar huis terug.
|