Vertaling 1951
1 Schrijf aan de engel der gemeente te Efeze:
Dit zegt Hij, die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt, die tussen de zeven gouden kandelaren wandelt: 2 Ik weet uw werken en inspanning en uw volharding en dat gij de kwaden niet kunt verdragen en hen op de proef gesteld hebt, die zeggen, dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat gij hen leugenaars hebt bevonden; 3 en gij hebt volharding en hebt verdragen om mijns naams wil en gij zijt niet moede geworden. 4 Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde verzaakt hebt. 5 Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe (weder) uw eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert. 6 Doch dit hebt gij, dat gij de werken der Nikolaïeten haat, welke ook Ik haat.
7 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.
Wie overwint, hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods is.
|
|
|
De Nieuwe Bijbelvertaling
1 Schrijf aan de engel van de gemeente in Efeze:
“Dit zegt hij die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt en tussen de zeven gouden lampenstandaards verblijft: 2 Ik weet wat u doet, hoe u zich inzet en standhoudt, en dat u boosdoeners niet verdraagt. Zo hebt u mensen die beweren dat ze apostelen zijn, op de proef gesteld en als leugenaars ontmaskerd. 3 U bent standvastig en hebt veel verdragen omwille van mijn naam, zonder te verslappen. 4 Maar dit heb ik tegen u: u hebt de liefde van weleer opgegeven. 5 Bedenk van welke hoogte u gevallen bent. Breek met het leven dat u nu leidt en doe weer als vroeger. Anders kom ik naar u toe en neem ik, als u geen berouw toont, uw lampenstandaard van zijn plaats. 6 Het pleit echter voor u dat u net als ik de praktijken van de Nikolaïeten verafschuwt.
7 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat.”
|