Vertaling 1951
14 Maar God zij gedankt, die ons te allen tijde in Christus doet zegevieren en de reuk van zijn kennis allerwegen door ons verspreidt, 15 want wij zijn voor God een geur van Christus onder hen, die gered worden, en onder hen, die verloren gaan; 16 voor dezen een doodslucht ten dode, voor genen een levensgeur ten leven. En wie is tot zulk een taak bekwaam? 17 Want wij zijn niet als zovelen, die winst maken uit het woord van God, maar wij spreken in Christus uit zuivere bedoelingen, ja, op gezag van God en voor Gods aangezicht.
|
|
|
De Nieuwe Bijbelvertaling
14 God zij gedankt dat hij ons, die één zijn met Christus, in zijn triomftocht meevoert en dat hij overal door ons de kennis over hem verspreidt als een aangename geur. 15 Wij zijn de wierook die Christus brandt voor God, zowel onder hen die worden gered als onder hen die verloren gaan. 16 Voor de laatsten is het een onaangename geur die tot de dood leidt, voor de eersten een heerlijke geur die leven schenkt. Wie is geschikt voor deze taak? 17 Wij zijn niet als zoveel anderen, die aan het woord van God willen verdienen; wij spreken erover in alle oprechtheid, in opdracht van God, ten overstaan van hem en in eenheid met Christus.
|