Vertaling 1951
1 Een bedevaartslied.
Ik hef mijn ogen op tot U,
die in de hemel troont.
2 Zie, gelijk de ogen der knechten
zijn op de hand van hun heren,
gelijk de ogen der dienstmaagd
zijn op de hand van haar gebiedster,
zo zijn onze ogen op de HERE, onze God,
totdat Hij ons genadig zij.
3 Wees ons genadig, HERE, wees ons genadig,
want wij zijn meer dan verzadigd van verachting;
4 onze ziel is meer dan verzadigd
van de spot der overmoedigen, de verachting der hovaardigen.
|
De Nieuwe Bijbelvertaling
1 Een pelgrimslied.
Naar u sla ik mijn ogen op,
naar u die in de hemel troont,
2 zoals de ogen van een slaaf
de hand van zijn heer volgen,
en de ogen van een slavin
de hand van haar meesteres,
zo volgen onze ogen
de HEER, onze God,
tot hij ons genadig wil zijn.
3 Wees genadig, HEER, wees ons genadig,
wij worden veracht, meer dan te dragen is.
4 Meer dan onze ziel kan dragen
raakt ons achteloze spot,
de hoogmoed van onverschilligen.
|