Vertaling 1951
35 Het geschiedde nu, toen Hij in de nabijheid van Jericho kwam, dat een blinde aan de weg zat te bedelen. 36 Toen deze hoorde, dat er een schare voorbijging, vroeg hij, wat dit was. 37 En zij vertelden hem, dat Jezus de Nazoreeër voorbijkwam. 38 En hij riep en zeide: Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij! 39 En die vooraan liepen, bestraften hem, dat hij zwijgen zou. Maar hij schreeuwde des te meer: Zoon van David, heb medelijden met mij! 40 Jezus nu stond stil en liet hem bij Zich brengen. Toen hij naderbij gekomen was, 41 vroeg Hij hem: Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? Hij zeide: Here, dat ik ziende worde! 42 En Jezus zeide tot hem: Word ziende; uw geloof heeft u behouden. 43 En terstond werd hij ziende en hij volgde Hem, God lovende. En al het volk zag het en gaf Gode lof.
|
|
|
De Nieuwe Bijbelvertaling
35 Toen hij in de buurt van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen. 36 Toen de blinde een menigte voorbij hoorde komen, vroeg hij wat er gaande was. 37 Ze zeiden tegen hem: ‘Jezus uit Nazaret komt voorbij.’ 38 Daarop riep de blinde: ‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!’ 39 Degenen die voorop liepen, snauwden hem toe dat hij moest zwijgen, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ 40 Jezus bleef staan en zei dat men de blinde bij hem moest brengen. Toen deze voor hem stond, vroeg hij hem: 41 ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Heer, zorg dat ik weer kan zien.’ 42 Jezus zei: ‘Zie weer! Uw geloof heeft u gered.’ 43 Onmiddellijk kon hij weer zien en hij volgde hem terwijl hij God loofde. Alle mensen die getuige waren geweest van dit voorval brachten hulde aan God.
|