Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 13 januari
Lezen: Psalm 73: 21-28
Vertaling 1951
21 Toen mijn hart verbitterd was,
en ik in mijn nieren geprikkeld werd,
22 toen was ik een grote dwaas en zonder verstand,
ik was een redeloos dier bij U.
23 Nochtans zal ik bestendig bij U zijn,
Gij hebt mijn rechterhand gevat;
24 Gij zult mij leiden door uw raad,
en daarna mij in heerlijkheid opnemen.
25 Wie heb ik (nevens U) in de hemel?
Nevens U begeer ik niets op aarde;
26 al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken,
mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig.
27 Want zie, wie verre van U zijn, gaan te gronde,
Gij verdelgt al wie overspelig U verlaat,
28 maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te zijn,
de Here HERE heb ik tot mijn toevlucht gesteld,
en ik wil al uw werken vertellen.
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
gekwetst van binnen,
22 dom en dwaas,
was ik bij u als een redeloos dier.
 
23 Maar nu weet ik mij altijd bij u,
u houdt mij aan de hand
24 en leidt mij volgens uw plan.
Dan neemt u mij weg, met eer bekleed.
 
25 Wie buiten u heb ik in de hemel?
Naast u wens ik geen ander op aarde.
26 Al bezwijkt mijn hart en vergaat mijn lichaam,
de rots van mijn bestaan, al wat ik heb,
is God, nu en altijd.
 
27 Wie ver van u blijven, komen om,
wie u ontrouw zijn, verdelgt u.
28 Bij God te zijn is mijn enig verlangen,
mijn toevlucht vind ik bij God, de HEER.
Van al uw daden zal ik verhalen.
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek