Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 17 januari
Lezen: Jesaja 26: 10-16
Vertaling 1951
10 Al wordt de goddeloze genade bewezen, hij leert geen gerechtigheid; hij handelt slecht in een land van recht en de majesteit des HEREN ziet hij niet. 11 HERE, uw hand is verheven, maar zij beseffen het niet; zij zullen het echter beseffen en beschaamd staan over uw ijver voor het volk. Ja, het vuur over uw tegenstanders zal hen verteren.
12 HERE, Gij zult vrede over ons beschikken, want ook al onze daden hebt Gij voor ons verricht. 13 HERE, onze God, andere heren dan Gij hebben over ons geheerst; uw naam alleen huldigen wij. 14 Doden herleven niet, schimmen staan niet op; daarom hebt Gij hen bezocht en verdelgd en alle gedachtenis aan hen uitgeroeid. 15 Gij hebt het volk vermeerderd, HERE, het volk vermeerderd, U zelf verheerlijkt, alle grenzen des lands verwijd. 16 HERE, in de nood heeft men U gezocht, een verzuchting geslaakt, toen uw tuchtiging trof.
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
10 Maar niet de goddeloze: al wordt hij gespaard,
gerechtigheid zal hij nooit leren.
In het land van het recht doet hij slechts onrecht;
de macht van de HEER merkt hij niet op.
11 HEER, uw opgeheven hand ziet hij niet.
Laat hem dan tot zijn schande zien
hoe u ijvert voor uw volk,
hoe het vuur uw vijand verteert.
12 HEER, geef ons vrede,
alles wat wij deden, hebt u voor ons gedaan.
13 HEER, onze God,
andere heren hebben ons in hun macht gehad,
maar alleen uw naam zullen wij prijzen.
14 Doden zullen niet herleven, schimmen niet opstaan.
U bent tegen hen opgetreden, hebt hen vernietigd,
elke herinnering aan hen hebt u uitgewist.
15 Uw volk hebt u groot gemaakt, HEER,
en zo voor uzelf roem verworven.
U hebt uw volk groot gemaakt
en het land naar alle kanten uitgebreid.
16 HEER, in onze nood hebben wij u gezocht;
toen u ons tuchtigde, riepen wij u aan.
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek