Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 20 januari
Lezen: Genesis 18: 16-21
Vertaling 1951
16 Toen vertrokken die mannen vandaar en zagen in de richting van Sodom; en Abraham ging met hen mede om hen uitgeleide te doen. 17 En de HERE dacht: Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen? 18 Abraham immers zal voorzeker tot een groot en machtig volk worden en met hem zullen alle volken der aarde gezegend worden; 19 want Ik heb hem gekend, opdat hij gebieden zou, dat zijn zonen en zijn huis na hem de weg des HEREN zouden bewaren door gerechtigheid en recht te doen, opdat de HERE aan Abraham vervulle wat Hij over hem gesproken heeft. 20 Daarop zeide de HERE: Het geroep over Sodom en Gomorra is voorwaar groot, en haar zonde is voorwaar zeer zwaar. 21 Ik wil nederdalen om te zien, of zij inderdaad gedaan hebben naar het geroep, dat tot Mij gekomen is, of niet; Ik wil het weten.
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
16 Toen de mannen weer verdergingen, lieten ze hun blik op Sodom rusten. Abraham liep met hen mee om hun uitgeleide te doen. 17 De HEER dacht: Waarom zou ik voor Abraham geheimhouden wat ik van plan ben? 18 Uit Abraham zal immers een groot en machtig volk voortkomen, en alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als hij. 19 Want ik heb hem uitgekozen, hij moet zijn zonen en zijn verdere nakomelingen voorhouden de weg te volgen die ik wijs, door rechtvaardig en goed te handelen. Alleen dan zal ik verwezenlijken wat ik Abraham heb toegezegd. 20 Daarom zei de HEER: ‘Er zijn ernstige beschuldigingen geuit tegen Sodom en Gomorra, hun zonden zijn ongehoord groot. 21 Ik zal ernaartoe gaan om te zien of de klachten die ik over hen heb gehoord gegrond zijn en zij verwoesting over zich hebben afgeroepen. Dat wil ik weten.’
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek