Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 29 februari
Lezen: Handelingen 16: 19-40
Vertaling 1951
19 Toen nu haar eigenaars zagen, dat hun kans op voordeel verdwenen was, grepen zij Paulus en Silas en sleurden hen naar de markt voor de overheid, 20 en toen zij hen bij de hoofdlieden gebracht hadden, zeiden zij: Deze mensen brengen onze stad in rep en roer, daar zij Joden zijn, 21 en zij verkondigen zeden, die wij als Romeinen niet mogen aanvaarden of volgen. 22 Ook de menigte schoolde tegen hen samen en de hoofdlieden scheurden hun de kleren van het lijf en lieten hen met de roede geselen; 23 en na hun vele slagen gegeven te hebben, wierpen zij hen in de gevangenis met bevel aan de bewaarder hen zorgvuldig te bewaken. 24 Daar deze zulk een bevel ontvangen had, zette hij hen in de binnenste kerker en sloot hun voeten zorgvuldig in het blok. 25 Maar omstreeks middernacht baden Paulus en Silas en zongen Gods lof, en de gevangenen luisterden naar hen. 26 Doch plotseling kwam er een zware aardbeving, zodat de grondvesten der gevangenis schudden; en terstond gingen alle deuren open en de boeien van allen raakten los. 27 En de bewaarder, uit zijn slaap opgeschrikt, zag de deuren der gevangenis openstaan, trok zijn zwaard en was op het punt zelfmoord te plegen, in de waan, dat de gevangenen ontsnapt waren. 28 Maar Paulus riep met luider stem: Doe uzelf geen kwaad, want wij zijn allen hier! 29 En hij liet licht brengen, sprong naar binnen en wierp zich, bevende over al zijn leden, voor Paulus en Silas neder. 30 En hij leidde hen naar buiten en zeide: Heren, wat moet ik doen om behouden te worden? 31 En zij zeiden: Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis. 32 En zij spraken het woord Gods tot hem in tegenwoordigheid van allen, die in zijn huis waren. 33 En in datzelfde uur van de nacht nam hij hen mede om hun striemen af te wassen, en hij liet zichzelf en al de zijnen terstond dopen; 34 en hij bracht hen naar boven in zijn huis en richtte een tafel aan, en hij verheugde zich, dat hij met zijn gehele huis tot het geloof in God gekomen was.
35 En toen het dag was geworden, zonden de hoofdlieden de gerechtsdienaars om te zeggen: Laat die mensen vrij. 36 En de bewaarder deelde dit bericht aan Paulus mede: De hoofdlieden hebben doen weten, dat gij moet vrijgelaten worden; vertrekt dan nu en gaat heen in vrede. 37 Maar Paulus zeide tot hen: Zij hebben ons, hoewel wij Romeinen zijn, zonder vorm van proces in het openbaar gegeseld en in de gevangenis gezet, en willen zij ons er nu ongemerkt uitzetten? Geen sprake van; laten zij zelf komen en ons eruit leiden. 38 En de boden brachten deze woorden over aan de hoofdlieden. En dezen werden bevreesd, toen zij hoorden, dat het Romeinen waren; 39 en zij kwamen het hun verzoeken, en toen zij hen de gevangenis uitgeleid hadden, vroegen zij hun de stad te verlaten. 40 En uit de gevangenis gekomen, gingen zij naar Lydia, en zij zagen de broeders en spraken hen bemoedigend toe en vertrokken.
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
19 Toen haar eigenaars merkten dat ze hun bron van inkomsten kwijt waren, grepen ze Paulus en Silas vast en sleurden hen naar het marktplein, 20 waar ze hen voorleidden aan de stadsbestuurders. Ze zeiden: ‘Deze mensen brengen onze stad in rep en roer. Het zijn Joden, 21 die een levenswijze verkondigen waarmee wij, als Romeinen, niet mogen instemmen en die we niet in praktijk mogen brengen.’ 22 Ook de verzamelde menigte keerde zich tegen Paulus en Silas, waarna de stadsbestuurders hun de kleren van het lijf lieten scheuren en bevel gaven hen met stokslagen te straffen. 23 Nadat ze een groot aantal slagen hadden gekregen, werden ze opgesloten in de gevangenis, waar de gevangenbewaarder opdracht kreeg hen streng te bewaken. 24 Overeenkomstig dit bevel bracht hij hen naar de binnenste kerker en sloot hun voeten in het blok.
25 Om middernacht waren Paulus en Silas aan het bidden en zongen ze lofliederen voor God. De andere gevangenen luisterden aandachtig naar hen. 26 Plotseling deed zich een hevige aardschok voor, zodat de gevangenis op haar grondvesten trilde; alle deuren sprongen open en bij iedereen schoten de boeien los. 27 De gevangenbewaarder schrok wakker, en toen hij zag dat de deuren van de gevangenis openstonden, trok hij zijn zwaard om zelfmoord te plegen, want hij dacht dat de gevangenen ontsnapt waren. 28 Maar Paulus riep hem luidkeels toe: ‘Doe uzelf niets aan, we zijn immers nog allemaal hier!’ 29 De bewaarder vroeg om een fakkel, rende naar binnen en viel bevend voor Paulus en Silas op de grond. 30 Hij bracht hen naar buiten en vroeg: ‘Zegt u mij, heren, wat moet ik doen om gered te worden?’ 31 Ze antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten.’ 32 En ze verkondigden het woord van de Heer aan hem en aan iedereen die bij hem woonde. 33 Hoewel het midden in de nacht was, nam hij hen mee en maakte hun wonden schoon. Meteen daarna werden hij en zijn huisgenoten gedoopt. 34 Hij bracht hen naar zijn woning boven de gevangenis en zette hun daar een maaltijd voor. Hij en al zijn huisgenoten waren buitengewoon verheugd dat hij nu in God geloofde.
35 Bij het aanbreken van de dag zonden de stadsbestuurders enkele gerechtsdienaars naar de gevangenis met de opdracht om Paulus en Silas vrij te laten. 36 De gevangenbewaarder stelde Paulus daarvan op de hoogte: ‘Het stadsbestuur heeft mensen gestuurd om u vrij te laten. U mag dus vertrekken. Ga in vrede!’ 37 Maar Paulus zei tegen de gerechtsdienaars: ‘Ze hebben ons zonder vorm van proces in het openbaar stokslagen laten geven, hoewel we Romeins staatsburger zijn. Daarna hebben ze ons in de gevangenis opgesloten, en nu willen ze ons heimelijk laten gaan? Geen sprake van! Laat ze zelf maar komen om ons vrij te laten!’ 38 De gerechtsdienaars brachten deze woorden over aan de stadsbestuurders, wie de schrik om het hart sloeg toen ze hoorden dat Paulus en Silas Romeinse burgers waren. 39 Dus gingen ze zelf naar de gevangenis, spraken op vriendelijke toon tegen hen en lieten hen vrij met het verzoek uit de stad te vertrekken. 40 Paulus en Silas verlieten de gevangenis en gingen naar het huis van Lydia, waar ze de gelovigen aantroffen. Na hen bemoedigend te hebben toegesproken, vertrokken ze.
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek