Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 17 oktober
Lezen: 1 Tessalonicenzen 4: 1-8
Vertaling 1951
1 Voorts dan, broeders, vragen wij en vermanen wij u in de Here Jezus, dat gij, zoals gij van ons vernomen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, zoals gij ook inderdaad wandelt, dat nog meer doet. 2 Want gij weet, welke voorschriften wij u gegeven hebben door de Here Jezus. 3 Want dit wil God: uw heiliging, dat gij u onthoudt van de hoererij, 4 dat ieder uwer in heiliging en eerbaarheid zijn vat wete te verwerven, 5 niet in hartstochtelijke begeerlijkheid, zoals ook de heidenen, die van God niet weten, 6 en dat men zijn broeder niet slecht behandele of bedriege in deze zaak, want de Here is een wreker van dit alles, zoals wij u ook vroeger gezegd en nadrukkelijk betuigd hebben. 7 Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging. 8 Daarom, wie dit verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God, die u immers ook zijn heilige Geest geeft.
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
1 Broeders en zusters, in naam van de Heer Jezus vragen we u met klem te leven zoals wij het u hebben geleerd, dus zo dat het God behaagt. U doet dat al, maar wij sporen u aan het nog veel meer te doen. 2 U kent de voorschriften die wij u op gezag van de Heer Jezus hebben gegeven. 3 Het is de wil van God dat u een heilig leven leidt: dat u zich onthoudt van ontucht, 4 dat ieder van u zijn lichaam heiligt en in eerbaarheid weet te beheersen
5 en dat u niet zoals de ongelovigen, die God niet kennen, toegeeft aan uw hartstocht en begeerte. 6 Schaad of bedrieg uw broeder of zuster in dit opzicht niet, want de Heer vergeldt dit alles, zoals wij u vroeger al nadrukkelijk hebben voorgehouden. 7 God heeft ons niet geroepen tot zedeloosheid, maar tot een heilig leven. 8 Dus wie deze voorschriften verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God, die u zijn heilige Geest geeft.
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek