Print dit bijbelgedeelte

Bijbelgedeelte bij 12 november
Lezen: 2 Kronieken 20: 20-24
Vertaling 1951
20 De volgende morgen vroeg trokken zij uit naar de woestijn van Tekoa. En terwijl zij uittrokken, trad Josafat naar voren en zeide: Luistert naar mij, Juda en inwoners van Jeruzalem, gelooft in de HERE, uw God, en gij zult bevestigd worden, gelooft in zijn profeten en gij zult voorspoedig zijn. 21 Na het volk te hebben geraadpleegd, stelde hij mannen op, die de HERE een lied zongen en Hem loofden in heilige feestdos, terwijl zij voor de gewapenden uittrokken en zeiden: Looft de HERE, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. 22 Op het ogenblik, dat zij de jubel en de lof aanhieven, liet de HERE de Ammonieten, de Moabieten en de lieden van het gebergte Seïr, die tegen Juda waren opgerukt, uit hinderlagen overvallen, en zij werden verslagen. 23 Daarop keerden de Ammonieten en de Moabieten zich tegen de bewoners van het gebergte Seïr, om hen met de ban te slaan en te verdelgen. Zodra zij met de bewoners van Seïr hadden afgerekend, hielpen zij elkander in het verderf. 24 Toen Juda gekomen was bij de wachttoren in de woestijn keerden zij zich naar het krijgsvolk, en zie, het waren slechts lijken, ter aarde nedergevallen: niemand was ontkomen.
   
De Nieuwe Bijbelvertaling
20 De volgende morgen vroeg gingen ze op weg naar de woestijn van Tekoa. Bij hun vertrek trad Josafat naar voren en sprak hen als volgt toe: ‘Juda en Jeruzalem, luister! Vertrouw op de HEER, uw God, en u zult standhouden, vertrouw op zijn profeten en uw welslagen is verzekerd.’ 21 In overleg met het volk wees hij zangers aan om de lof van de HEER te zingen. Zij trokken voor de bewapende legermacht uit, de heilige glorie prijzend met de woorden: ‘Loof de HEER, eeuwig duurt zijn trouw.’ 22 Zodra zij jubelend hun lofzang aanhieven, zorgde de HEER ervoor dat de Ammonieten en Moabieten en de bewoners van het Seïrgebergte, die Juda wilden aanvallen, vanuit verdekte stellingen werden belaagd, en zo werden ze verslagen. 23 De Ammonieten en Moabieten raakten slaags met de bewoners van het Seïrgebergte en doodden hen tot de laatste man. En nadat ze met de bewoners van Seïr hadden afgerekend, stortten ze zich op elkaar. 24 De Judeeërs waren inmiddels op een punt aangekomen vanwaar ze de woestijn konden overzien. Toen ze uitkeken naar het leger, zagen ze dat de grond bezaaid was met lijken: niemand was ontkomen.
bijbelsdagboek.nl
Terug naar het dagboek