Jezus heeft gezegd: „Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn”(Matt.6:21). Rijkdom kan een zegen zijn, maar ook een vloek! En Jezus, rondziende, zei tegen Zijn discipelen: „Hoe moeilijk zullen zij, die geld hebben, het Koninkrijk Gods binnengaan”. Deze uitspraak van Jezus doet ons beseffen dat rijkdom eerder een vloek is dan een zegen. Het in acht nemen van de geboden van God kan ons van de vloek van de rijkdom blijkbaar niet verlossen, anders had Jezus tegen de rijke jongeling niet gezegd: „Verkoop al wat gij hebt...” Want dat stond hem nog in de weg om een schat in de hemel te verkrijgen.
Immers, ons hart kan maar op één plaats zijn: of op aarde of in de hemel! Alles wat ons aan de aarde bindt, verhindert ons in de hemelse gewesten te verkeren. Het Koninkrijk van God gaan we nú binnen terwijl we op aarde zijn of nooit! Als we het Koninkrijk Gods pas in de eeuwigheid zouden binnengaan, zou het bezit van geld ons niet in de weg staan, want geld kunnen we in de eeuwigheid niet meenemen.
De rijke jongeling ging bedroefd heen, want hij zat vast aan zijn aardse goed.
Bent u ziek als er een kras op uw auto komt? Weigert u hulp te bieden op straat omdat uw nieuwe pak dan misschien vuil wordt? Hebt u geen tijd om God te dienen omdat uw avonden gevuld zijn met studie voor een hogere positie?
Pas als de Heilige Geest ons ervan kan overtuigen dat al de aardse goederen die we hebben ons rijkelijk ten gebruike zijn gegeven om er wel mee te doen, vrijgevig en mededeelzaam te zijn, zullen we ons bezit ten nutte kunnen maken om ons een vaste grondslag te verzekeren voor de eeuwigheid (1Tim.6:17-19).