Jezus, en later ook de apostelen, hebben gewaarschuwd, dat er na hen valse leraren zullen komen die de kudde, de Gemeente, zullen misleiden. Nu zou ons dat kunnen verontrusten, want hoe weten we of iemand een valse leraar, een vreemdeling (:5) of een echte herder is?
Jezus geeft hierop het antwoord: „Maar wie door de deur binnenkomt, is de herder der schapen” (:2). Verder zegt de Heer: „Ik ben de deur der schapen” (:7). De echte herder van de schapen komt dus door Jezus de Gemeente binnen. Het is zoals Paulus zegt: „Want niet wie zichzelf aanbeveelt, doch wie van de Here een aanbeveling ontvangt, heeft de proef doorstaan” (2Kor.10:18). Wie zonder aanbeveling van de Here zich als herder aandient, is iemand die op een andere plaats inklimt en is dus een dief. Die zoekt zijn eigen belang en niet dat der schapen. Deze valse leraren komen bijna nooit via de poortwachters binnen. De poortwachters zijn de oudsten der Gemeente. Valse leraren proberen altijd buiten hen om leden van de Gemeente achter zich aan te krijgen. En welke schapen krijgen zij achter zich aan? Dat zijn de schapen die zich laten verleiden, omdat ze de stem van de Herder niet kennen. De echte schapen van de Herder kennen de stem van de Herder en zij volgen Hem (:4). Wie de stem van de Goede Herder heeft leren kennen, zal, als er een dief komt, deze niet volgen. Wie God liefheeft met zijn hele hart, zal direct herkennen of hetgeen gezegd wordt van God is of van een dief. Allen die God lief hebben gekregen met geheel hun hart behoren tot de mondigen in de Gemeente. Zij verlangen alleen nog maar de wil van God te doen. Daarom zullen zij altijd kunnen onderscheiden of het gesprokene van God komt of dat iemand met eigen vrome gedachten is gekomen.