Zou God niet in onze dagen met evenveel recht een rechtsgeding met ons kunnen aangaan? Want ook bij ons is geen trouw, geen liefde en geen kennis van God (:1).
Ach ja, natuurlijk is er wel trouw, maar meestal is het niets meer dan plicht, die onze eer en faam ons opleggen. Maar het is geen onbaatzuchtige trouw zoals God bedoelt en die Jezus in Zijn leven aan ons openbaarde. Natuurlijk is er ook nog wel liefde, maar zelfs de door de eeuwen heen bezongen moederliefde verschraalt meer en meer en bij de jeugd is vaak geen onderscheid tussen liefde en seks. In ieder geval weet men weinig van de onbaatzuchtige liefde die God in onze harten wil uitstorten (Rom.5:5).
Ja, er is ook nog veel kennis over God; boeken vol zijn over God geschreven, maar de kennis die de Bijbel bedoelt, is niet een wetenschappelijke kennis, maar een kennen van Hem, doordat we met Hem wandelen (Kol.2:6). Ook in Hosea’s dagen wist men veel over God te vertellen, maar ondertussen ging een heel volk te gronde door gebrek aan kennis, omdat er geen vertrouwelijke omgang met God meer was. We vinden het soms heerlijk, om allerlei diepgaande bijbelstudies te doen over allerlei bijbelse onderwerpen, mits alles vrijblijvend blijft. Deze kennis verhit vaak alleen het hoofd, maar laat het hart koud en dood.
God kennen heeft niets te maken met kennis over Hem vergaren, maar met een leren kennen van God door een voortdurende ontmoeting met Hem in alle dingen. Dit nu is het eeuwige leven, zegt Jezus. Wie het nog alleen kan rooien, heeft geen behoefte aan het kennen van God en maakt dat daardoor voor hem de hemel gesloten blijft.