We hebben al gezien dat Abimelech God had leren kennen in een droom en dat hij ontzag voor God had. Nu lezen we dat Abimelech ziet dat God met Abraham is, in alles wat deze doet. Hierdoor krijgt Abimelech diep ontzag voor Abraham. Maar hij stelt meer vertrouwen in de God van Abraham dan in Abraham zelf.
Daarom laat hij hem zweren bij God, dat Abraham hem niet bedriegen zal. En Abraham zweert oprecht te zullen zijn tegen Abimelech en zijn nageslacht, voor het aangezicht van de God die beiden hebben leren kennen.
Is het niet wonderlijk, terwijl zij beiden God kennen, dat er toch een groot verschil is tussen deze twee mannen?!
Waarom zegent God Abraham boven Abimelech? Waarom is Abimelech eigenlijk bang voor Abraham, terwijl ze toch allebei God kennen? Is het niet hierom, dat God aan Abraham een geweldige opdracht heeft toevertrouwd? Door het geslacht van Abraham zal immers de Messias, de Verlosser, komen voor de gehele wereld! Daarom is Gods beschermende Hand wel bijzonder over Abraham uitgestrekt!
En God heeft aan Abraham deze grote opdracht toevertrouwd, omdat Abraham niet alleen God kende en uit diep ontzag gehoorzaamde, maar omdat hij God vertrouwde en gehoorzaamde met een toegewijd hart (Gen.26:5).
God wil niet dat wij Hem gehoorzamen uit vrees, maar uit liefde en in toewijding.
En wanneer Wij Hem zo dienen, dan leren we Hem kennen. Niet alleen als een God die te vrezen is, maar als Jahweh, de eeuwig Getrouwe, Die ons tegemoet komt in Zijn Zoon Jezus, Die ook voor ons als een kindje geboren werd in een stal te Bethlehem.